In het begin van de twintigste eeuw ontstaat er in de Christelijke Gereformeerde Kerk te Opperdoes onenigheid over de leer zoals die daar gebracht wordt. Voor Jakob en Cornelis Zwaan (vader en zoon) is dit leergeschil aanleiding om de gemeente te verlaten. Vanaf 1907 komen zij, samen met enkele andere bezwaarden, in gezelschap bijeen om een preek te lezen. In 1923 institueert ds. J. van Vliet uit Dordrecht het gezelschap tot zelfstandige gemeente. Een jaar later sluit men zich aan bij de Federatie van Oud Gereformeerde Gemeenten.
In 1926 doet voorganger Zwaan een beroep op de classis om als oefenaar in het kerkverband te worden opgenomen. Zijn preekvoorstel over Éfeze 2:8-9 wordt echter als ‘onvoldoende’ beoordeeld. In 1929 wordt hij opnieuw onderzocht en krijgt hij toestemming om voor alle gemeenten in de classis een proefpreek te houden. Het oordeel daarover is echter ongunstig, waarna hem wordt opgedragen het oefenen in de gemeente van Opperdoes te beëindigen en weer ‘gewoon’ te gaan preeklezen. Omdat de kerkenraad zich daar niet bij neerlegt en Zwaan gewoon laat voorgaan, besluit de classis op 27 februari 1930 ‘tot afsnijding van de gemeente Opperdoes’. Verschillende jaren stelt men zich dan op als vrije gemeente. In de prediking wordt men onder meer gediend door ds. B. Toes uit IJsselmonde.
Inmiddels komt men sinds 1929 in een kerkgebouw bijeen. Bij de bouw ervan ondervindt men veel tegenwerking van de burgerlijke gemeente. Zo mag er alleen maar een kerk worden gebouwd achter twee woningen aan de Kerkebuurt. Bovendien moeten de ramen aan de zuidkant van het gebouw zodanig worden geconstrueerd, dat ze niet geopend kunnen worden. Dit, om geluidshinder voor de nabijgelegen Nederlandse Hervormde Kerk te voorkomen. De benodigde bouwgrond wordt door twee (naast elkaar wonende) leden van de gemeente beschikbaar gesteld. Omdat ze beiden een naam voor de kerk hebben bedacht en de kerkenraad geen van beiden wil teleurstellen, worden beide namen op de voorgevel aangebracht, namelijk ‘Eben-Haëzer’ en ‘Rehoboth’. Het aantal zitplaatsen in de kerk bedraagt 70. Na het droogvallen van de Wieringermeerpolder en de bouw van Slootdorp, Middenmeer en Wieringerwerf groeit de gemeente in de loop van de jaren dertig uit tot een streekgemeente.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog kunnen de kerkdiensten vrijwel ongestoord doorgang vinden. In 1942 besluiten de leden van Opperdoes om aansluiting te zoeken bij de Gereformeerde Gemeenten. Na enkele jaren als afdeling van Andijk te hebben gefungeerd, vindt op 29 januari 1946 de herinstituering van de gemeente plaats. De kerkelijke verwikkelingen van 1953 gaan de gemeente vrijwel ongemerkt voorbij.
In 1980 wordt het interieur van de kerk vernieuwd. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden worden de kerkdiensten in de Nederlandse Hervormde Kerk gehouden. In 1984 wordt de laatste woning die voor de kerk staat afgebroken.
In verband met de groei van de gemeente valt in 1992 het besluit om de kerkzaal te vergroten en het kerkgebouw uit te breiden met een vergaderzaal. Dankzij veel zelfwerkzaamheid van de leden blijven de kosten hiervan binnen de perken. Tijdens de verbouwing wordt er voor de kerkdiensten opnieuw uitgeweken naar de Nederlandse Hervormde Kerk. Op 16 juni 1993 neemt ds. J. Baaijens het vergrote kerkgebouw officieel in gebruik. Het aantal zitplaatsen in de kerk bedraagt 104.
Na vele jaren een harmonium te hebben gebruikt, wordt het kerkgebouw in 1996 van een pijporgel voorzien, afkomstig uit het kerkgebouw van de (opgeheven) Gereformeerde Gemeente te Zuid-Beijerland. Omdat de kerkenraad van Nieuw-Beijerland niets voor het orgel wil hebben, blijven de kosten tot een minimum beperkt en hoeft de gemeente van Opperdoes alleen maar voor de overplaatsing te betalen.
Tekst en foto's: J.P. Sinke, Krabbendijke
