Toelichting
Hierbij treft u de ‘notitie inzake de openbare eredienst van de kerk’. De Generale synode heeft tijdens de zitting van 2007/2008 het deputaatschap bij de hoge overheid gevraagd zich te bezinnen op betekenis en consequenties van het karakter van de openbare eredienst (Acta 2007, pag. 128).
Er leefden vragen, of en zoja welke consequenties verbonden zijn aan het feit, dat bij het verspreiden en/of beluisteren van preken steeds meer gebruik wordt gemaakt van de moderne media.
Bij een eerste gedachtenwisseling over dit onderwerp kwam het deputaatschap tot de conclusie, dat het een complexe (juridische) materie betreft.
We hebben geprobeerd om aan de hand van enkele principiële uitgangspunten betreffende de eredienst, en met gebruikmaking van een advies van een deskundige, een bijdrage te leveren aan de bezinning. We betreden nadrukkelijk niet het brede terrein van de gebruiksmogelijkheden van internet voor Woord- en evangelieverkondiging, alhoewel er diverse raakvlakken zijn.
Vraag en antwoord
Bij het beluisteren en verspreiden van preken wordt steeds meer gebruik gemaakt van de moderne media. Tijdens de zitting van de GS 2007/2008 is gevraagd om bezinning op de betekenis en gevolgen hiervan voor de openbare eredienst.
De Generale Synode heeft in 2010 van deze notitie kennis genomen en heeft niet de status van vastgesteld synodaal beleid. Het gaat om richtlijnen en adviezen aan de kerkenraden.
God wil Zijn volk onderwijs geven door de levende verkondiging van Zijn Woord (HC 35/98). De gemeente komt op zondag en ook doordeweeks bijeen als het lichaam van Christus naar het vierde gebod: “… tot de gemeente Gods naarstiglijk kome, om Gods Woord te horen, de sacramenten te gebruiken, God den Heere openlijk aan te roepen, en den armen christelijke handreiking te doen …” (HC 38/103). Het is een onderling samenzijn van de eigen gemeenschap waarin het Woord, de sacramenten en het gebed een wezenlijke plaats innemen.
Voor iedereen is de eredienst toegankelijk want de kerk heeft ook een woord (Het Woord) voor de wereld.
In juridische zin wordt dit bepaald door de Grondwet (artikel 6) en het Burgerlijk Wetboek (artikel 2, lid 2). Het hebben, belijden, uitdragen en verspreiden van een geloofsovertuiging en daarop gebaseerde opvattingen is daarmee gewaarborgd in onze samenleving. De eigenstandige positie van kerkverbanden in de Nederlandse rechtsorde behelst het recht om de geloofsovertuiging in de eigen gemeente en in de samenleving uit te dragen.
Nee, de overheid kan bij wet grenzen stellen aan de vrijheid van godsdienst.
Naar de Dordtse Kerkorde ligt deze verantwoordelijkheid bij de kerkenraad naast uiteraard de predikant. Dat komt onder meer tot uitdrukking in de handdruk voor en na de dienst onderaan de kansel.
Als het gaat om schriftelijke publicatie, bijvoorbeeld in boekvorm, is de Auteurswet van toepassing. Dat kan een predikant zijn of een kerkenraad.
Als het gaat om verspreiding via geluidsdragers (bandjes, cd’s) of andere media (kerktelefoon, scanner, internet al dan niet met toegangscode) is het, zeker bij de laatstgenoemde media, de kerkenraad die medewerking verleent aan het bewust openbaar maken van de preek. De verantwoordelijkheid van kerkenraad en predikant is groter naarmate het bereik door het betreffende medium groter is, bijvoorbeeld via internet. Overigens heeft de predikant de bevoegdheid om zonder opgave van redenen niet in te stemmen met publicatie of openbaarmaking van zijn preek.
Bij het beluisteren van preken via welk medium dan ook, is er sprake van vrijwilligheid. Er is geen verplichte of onvrijwillige confrontatie met een preek. Juridisch is dit een relevant punt.
In het openbaar of in de openbare eredienst uitgesproken of openbaar gemaakte overtuigingen of opvattingen dienen binnen de grenzen van “godsdienst” te blijven. Uitspraken die niet te funderen zijn op de geloofsovertuiging zijn in principe aanvechtbaar door derden. Wat betreft de inhoud van de Bijbelse boodschap zijn er dus geen beperkingen.
Jazeker, maar dan in zoverre op nodeloos kwetsende of grievende wijze wordt gesproken. De zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt, dient in acht te worden genomen. Het nodeloos kwetsen of beledigen kan zelfs een onrechtmatige daad opleveren. Woordkeuze doet er dus toe, niet alleen als het om de inhoud gaat maar ook over de vorm.
Het noemen van groepen van personen of individuele personen vraagt voorzichtigheid, zeker indien dat met naam en toenaam gebeurt. Het is dan ook gewenst en noodzakelijk om bijvoorbeeld bij het benoemen van een concrete tuchtsituatie te voorkomen dat dit op een geluidsdrager komt of via andere media wordt verspreid. In voorkomende gevallen zal het noodzakelijk zijn de uitzending te onderbreken waar het gaat om dergelijke intern-kerkelijke aangelegenheden.
Bij het plaatsen van preken op internet of de eigen kerkelijke website kunnen specifieke passages uit de liturgie (gebed, voorbeden), uit de preek (zaken die uitsluitend de eigen gemeente betreffen zoals tucht, schuldbelijdenis of bijzondere gebeurtenissen) of de mededelingen aan de gemeente worden weggelaten. Het is van belang dat de eigen kerkenraad regels stelt voor de concrete toepassing.